TCFKAA: Bram Wassenaar als trainer

In Deel 1 van TCFKAA beantwoorde Bram Wassenaar een aantal vragen en vertelde een aantal anekdotes over zijn leven als atleet. In Deel 2 stellen wij Bram Wassenaar een aantal vragen over het trainerschap.

Is het een voordeel dat je zelf op topniveau gelopen hebt?
Het voordeel is dat je veel meer de impact kent van trainingen die je voorschrijft aan de atleten. Het nadeel is dat je het risico loopt om teveel uit het verleden te blijven putten. Je moet zorgen dat je de ontwikkelingen bijhoudt en jezelf bijschoolt. Je moet nieuwe impulsen aan de schema’s blijven toevoegen.

Maar als je mijn schema’s van nu bekijkt dan zie je dat de opzet, met daarin de nodige duurlopen, altijd hetzelfde is gebleven. Maar daarbinnen zijn zaken veranderd die ikzelf vroeger niet deed, al- leen al die trainingen in zones 2 en 3.

Welke fouten heb je zelf gemaakt als atleet?
Ik ben er op sommige momenten te weinig voor gegaan. Dan pak je bijvoorbeeld iets te gemakkelijk een biertje. Mensen die minder talent hebben zullen zo’n fout minder snel maken. Ik dacht dat als ik daarna twee dagen goed zou slapen en trainen, ik er weer zou staan. Dat was een denkfout. Maar in de tijd dat ik 3:39 op de 1500m liep was ik wel degelijk serieus, anders loop je dat soort tijden niet.

Werkte je trainer volgens een bepaalde methode?
Cees Koppelaar was een aanhanger van de Engelse school. Je had in die periode goede Engelse midden en lange afstandsatleten zoals Bruce Tulloh. En in Duitsland was de intervalmethode waar Harald Norpoth op trainde populair. Ik denk dat Cees daar een mix tussen heeft gevonden. Het was een combinatie van duur- werk, interval en tempoloop. Afhankelijk van het seizoen werden die intervaltrainingen intensief of juist extensief.

Welke internationale ervaring heb je als coach?
Ik heb tal van toernooien meegemaakt zoals: interlands, Europa Cups, WK Cross, EK Cross en de Olympische Spelen. Zo was ik bondscoach in 1983 toen Rob Druppers zilver won bij het WK. In 1984 was ik erbij tijdens de Olympische Spelen. Wij wonnen als lopers geen medaille maar Ria Stalman met discuswerpen wel. Vier jaar later haalde mijn eigen pupil Han Kulker een zesde plek op de 1.500m in Seoul. Hij haalde ook een aantal EK indoor medailles, waarvan een keer goud in het Franse Liévin. Daarna heb ik bedankt als bondscoach omdat ik niet door één deur kon met technisch directeur Arie Kaufmann.

In 2000 werd ik bondscoach van de lange af- stand, mede doordat ik de trainer was van Kamiel Maase. In datzelfde jaar was ik opnieuw bij de Olympische Spelen waar Kamiel de marathon liep. Vier jaar later liep hij in Athene de 10.000m. Zijn laatste toernooi was in 2008 waar hij de marathon liep. Dat was tot 2009, toen ik naar aan- leiding van mijn uitspraken over de zaak Simon Vroemen het veld moest ruimen. In 2001 haalde Maase overigens nog zilver bij het EK Cross.

Wat zijn jouw grootste successen als coach?
Als je kijkt naar het absolute resultaat dan heb- ben we het natuurlijk over Han Kulker en Kamiel Maase. Han haalde driemaal een medaille bij het EK indoor, werd zesde op de Olympische Spelen en haalde brons bij het WK indoor. Kamiel pakte zilver bij het EK Cross en verbeterde de nationale records op de 5.000m, 10.000m en de marathon. Daar komt voorlopig niemand aan, denk ik. En hij werd een keer achtste op een wereldkampioenschap, als eerste niet-Afrikaan. Maar ik vind vooral de tijden van Kamiel subliem, met name op de marathon voor een jongen van zijn postuur. Daar kwam ook nog eens bij dat hij een stofwis- selingsprobleem heeft waardoor hij moeite had met de opname van koolhydraten. Het zijn mijn hoogtepunten als coach. Maar ik vind het net zo’n hoogtepunt als een jongen die ik nu train bij Leiden Atletiek in één jaar op de 5.000m van 16:40 naar 15:50 gaat. Misschien loopt hij over zes jaar wel onder de 14 minuten. Daar kan ik net zoveel voldoening uithalen als uit die echte topprestaties.

Wat is jouw grootste eye-opener geweest als trainer?
Dat je met een goede focus en doelgericht werken heel veel kunt bereiken. En dan denk ik met name aan Kamiel. Toen ik Han voor het eerst zag, dacht ik: ‘Oh dat is een supertalent’, maar dat dacht ik niet bij Kamiel. We hebben in het begin heel veel techniekoefeningen en loopscholing gedaan. Kamiel heeft mij jaar op jaar verbaasd. Dat is het teken dat je ontzettend veel kunt be- reiken met die eigenschappen.

Wat is de boodschap die jij wilt overdragen aan je collega’s?
Ik denk dat het belangrijkste is dat je lange termijndoelen voor ogen hebt. En dat bepaalt dus ook de training van vandaag. Ik heb wel eens het idee dat atleten te snel het gevoel hebben dat ze een topper zijn. Veel trainers hebben de neiging om daarin mee te gaan. Als jongens rond de 29 minuten lopen op de 10.000m dan hebben ze het gevoel dat ze er al zijn. Maar je telt pas mee als je onder de 28 minuten op de 10.000m en onder de 13:30 op de 5.000m loopt.

In het verlengde hiervan denk ik dat veel atleten te hard en te intensief trainen omdat ze zichzelf overschatten. Waarom moeten jongens die amper 20 jaar zijn en 13:50 op de 5.000m lopen drie keer per jaar naar Kenia? Kamiel heeft zijn beste tijden gelopen toen hij in Nederland trainde. Hij werd tweede op het EK cross. Hij ging wel op trainingsstage maar niet altijd op hoogte. Het effect van op hoogte trainen is heel erg individueel. Het is afhankelijk van of je een ‘responder’ bent of niet.

Hoe belangrijk vind jij de cross?
Alles zit erin: tempohardheid, kracht en wendbaarheid. Bovendien is het NK cross het voor- portaal van het EK cross. Je doet ontzettend veel ervaring op bij zo’n toernooi.

Wat is een essentieel onderdeel van training dat onderschat wordt?
De individuele belastinggraad wordt het meest onderschat. De ene loper kan veel meer training aan dan de andere loper. Als je inzicht hebt in de belastbaarheid van je atleet dan weet je ook wat er aan die belastbaarheid schort. Waar je aan- dacht aan moet schenken in je training. Dat kan bijvoorbeeld de core-stability zijn of beenkracht. Als je steeds last van je knie hebt, ga dan eens na of er wel sprake is van krachtsymmetrie.

Wat hoort volgens jou tot de taak van een trainer?
Dat zijn een aantal taken. Ten eerste moet je er voor zorgen dat de fysieke gesteldheid van je atleet goed verzorgd is. Het gaat erom dat de trainingsschema’s kloppen. Ten tweede heb je een taak als mentor. Je probeert atleten bewust te maken dat zij er een leefstijl op na moeten houden die past bij een sportcarrière. Als derde aspect moet je zorgdragen voor een groep en er op toezien dat de sfeer in die groep goed is en dat er binnen die groep ook ruimte is voor ontspanning. Zo kun je ervoor zorgen dat je één keer per maand gaat eten of dat je na de duin- training samen een kop koffie drinkt. Dan neem je samen de plannen voor het nieuwe jaar door en evalueer je het afgelopen jaar. Een atleet steekt ontzettend veel tijd in zijn carrière. Dat betekent dat jij er als trainer ook voldoende tijd in moet stoppen.

Merk je een verschil in de mentaliteit ten opzicht van toen je zelf liep?

Ja, men is tegenwoordig te snel tevreden. Men heeft te snel het idee dat men een topatleet is.

Wat kan jou als trainer inspireren?

De progressie bij mijn atleten. Niet alleen bij de topper, maar ook bijvoorbeeld bij een junior of bij de atleet die ik net beschreef. Daarnaast inspireert de atletiek me enorm. Ik vind het een ontzettend mooie sport. En dan met name het hardlopen.

Welke atleet had je altijd graag willen trainen?
Jaap van Treijen. Ik denk dat hij veel te hard heeft getraind. Hij had veel meer kunnen bereiken. Ieder jaar zie ik hem nog op zijn verjaardag in een restaurantje in Amsterdam, waar meestal ook Han Kulker en Leon Haan bij zijn.

Welke ambities heb je?
Meerdere atleten coachen voor grote toernooien. Met Han en Kamiel is me dat aardig gelukt. Bij Marije te Raa (finale 1.500m EK indoor 2009) ook. Ik denk dat Andrea Deelstra op de lange termijn internationale toernooien kan gaan lopen. Zij liep in 2006 trouwens al de 3.000m steeple tijdens het EK in Göteborg.

Zie deel 1: Bram Wassenaar als atleet

Bron: www.losseveter.nl